Tussen 1579 en 1629 waren maar twee schouten in functie. Beiden behoorden tot de familie Van Brecht. Deze familie bekleedde vanaf september 1530 het ambt van laagschout van ’s-Hertogenbosch en vanaf 1535 dat van hoogschout van ’s-Hertogenbosch en de Meierij. Vanaf dat moment verenigde de hertog de beide functies in één persoon. Jan van Brecht bekleedde het schoutambt tussen 1535 en 1558, diens zoon Jacob van Brecht tussen 1558 en 1599 en Jacobs zoon, Philip van Brecht, tussen 1599 en 1629. Alle drie voldeden ze aan de eisen die voor de betreffende functionaris golden. Jan van Brecht was in 1523 poorter van ’s-Hertogenbosch geworden en zowel Jan als Jacob en Philip waren achtereenvolgens heer van Hagoort, zodat ook het verblijven binnen Brabant en het hebben van bezit in Brabant geen vraagteken kon zijn.750 De hertog benoemde Philip van Brecht tot schout - in de commissiebrief aangeduid als hooch ende leech schouteth onzer voornoemde stadt ende Meyerye van ’s-Hertogenbossche - op 12 november 1599, terwijl hij een maand tevoren nog was beëdigd in de schepenstoel.751 Vóór zijn benoeming was Philip vaandrig bij twee compagnieën stadssoldaten. Over een aftreden of vervanging van Philip als schepen wordt in geen van drie nomina scabinorum melding gemaakt. De benoeming in 1599 van een Van Brecht verdient extra aandacht in het licht van de problemen die er overduidelijk waren tussen het stadsbestuur en Jan, maar vooral tussen de stad en Jacob van Brecht. Zo had Jan ernstige moeilijkheden gehad omdat hij - in strijd met de privileges - een van moord verdachte had gearresteerd in zijn huis zonder dat de schepenen daarvan kennis hadden.752 Ebeling besteedt uitgebreid aandacht aan de onvrede en economische schade die Jacob van Brecht veroorzaakte bij zijn zoektochten naar vals geld, zowel in de stad als onder andere tijdens de Eerselse jaarmarkt in 1563.753 De nadrukkelijke vraag, in 1580, van het stadsbestuur aan de schout om de wettigheid van inbeslagname van goederen van uitgewekenen aan te tonen, sluiten hierbij aan.754 Ook de arrestatie van raadsheer Nicolaas Janzn. van der Stegen in augustus 1568 wegens verdenking te sympathiseren met ‘de nieuwe religie’ en de gevangenhouding gedurende 420 dagen- ook al was deze arrestatie op bevel van de Raad van Beroerten - zal zeker kwaad bloed hebben gezet.755 De door Schuttelaars gemelde geruchten over omkoping, afpersing, mishandeling, gevangenneming zonder vorm van proces en intimidatie accentueren hoe de stad over hem dacht.756 Toch werd Jacobs vader Jan van Brecht, nadat hij in juni 1558 vrijwillig afstand had gedaan van het schoutambt, weer meteen in de schepenstoel benoemd, en werd Philip, de zoon van Jacob, in 1596 en 1599 tot schepen en in dat laatste jaar tot schout benoemd. Het is duidelijk dat de Van Brechts de onvoorwaardelijke steun genoten van de hertogen. Niet alleen hadden ze Jan van Brecht - in oktober 1540 - en Jacob van Brecht - juli 1559 - tot ridder geslagen, maar Jacob ontving in 1580 ook een schenking van 1100 gulden als dank voor zijn inspanningen om ’s-Hertogenbosch in 1579 met de koning te laten verzoenen.757 De macht van de schout berustte op de eerste plaats op zijn functie en de - onvoorwaardelijke - steun van de landsheer. Als brenger van de kieslijst voor de nieuwe schepenen en als adviseur en vertrouwenspersoon van de landsheer speelde hij een belangrijke en machtige rol. Deze rol kon zelfs nog groter en breder worden als hij de kunst verstond ook rekening te houden met de gevoelens binnen de stad, zoals Philip van Brecht duidelijk ondervond. Zo lang de schout de steun van de landsheer had, was hij vrijwel onaantastbaar. Slechts een enkele keer lukte het de stad - via de Raad van Brabant - maatregelen van de schout ongedaan te krijgen, zoals de vrijlating van raadsheer Nicolaas van der Stegen in 1569. Voor de uitoefening van zijn functie kon de schout - naast zijn netwerk - beschikken over gerechtsdienaren en het militaire apparaat. Deze macht werd in ruime mate gebruikt en ook meermalen misbruikt. Uitgedeelde boetes kwamen immers ook ten dele aan de schout toe. Daarom al was het voor schout Jacob van Brecht aantrekkelijk in 1566 onderzoek te doen naar de koninklijke muntmeester van Nijmegen, die Filipsdaalders ter waarde van ongeveer 20.000 gulden zou hebben gemaakt die niet het juiste gehalte aan zilver bevatten.758 | 157 |
Noten | |
750. | Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II, 94-97; Kort, ‘De lenen van de hertog’, 274. |
751. | Verreyt en Juten, ‘Noordbrabantsche zegels II’, jrg. 6, 102-104; OSA 966, f52v. |
752. | Verreyt en Juten, ‘Noordbrabantsche zegels II’, jrg. 6, 100-101. |
753. | Ebeling, ‘De schout van Den Bosch’, 121-128. |
754. | OSA 210, 29 augustus 1580. |
755. | Verreyt en Juten, ‘Noordbrabantsche zegels III’, jrg. 12, 244-248. |
756. | Schuttelaars, Heren van de Raad, 102-103. |
757. | BHIC, toegang 9, R 407. |
758. | www.duiten.nl/batenburg.html, De hagemunt van Batenburg (geraadpleegd 25 januari 2014). |
Was vele malen schepen van de stad 's-Hertogenbosch, o.m. in 1523, '26, '29, laagschout en na 1535, als opvolger van mr. Jan van Breugel, ook hoogschout van stad en Meierij; beide ambten werden toen door keizer Karel V verenigd; nam in 1558 zijn ontslag als schepen maar werd toch weer benoemd. Jan van Brecht overleed 25 november 1558 's-Hertogenbosch. In 1540 was hij in Brussel tot ridder geslagen. Hij was gehuwd met Elisabeth van Hunnenberg, een dochter van de ridder van Hunnenberg, heer van Walbach. | 223 |
Geboren 1487'89, overleden 25 november 1558Bestuurlijke functiesSchepen 1523 26 29 58; Laagschout 12 september 1530 - 24 juni 1558; Hoogschout 18 november 1535 - 24 juni 1558Reizen in dienst van de stad1523 26 27 29 1530 31 42 43 47Lidmaatschap van de Lieve Vrouwe BroederschapNaam: Jan van BrechtInschrijving: 1523 Overlijden: 25 november 1558 Requiemmis: 21 januari 1559 Proost: BijzonderhedenRidder, heer van Hagoort. Hij is in 1523-1524 poorter geworden. |
Namen en wapenen der Heeren Beêedigde Broeders soo Geestelijke en Wereltlijke van de seer oude ende seer doorluchtige Broederschap van onse Lieve Vrouw binne de stad s'HertogenboschHr. Joannes van BrechtRidder Hoog Schout deser Stad s' Hertogen Bosch. 1558 den 25 Novemb. gestorve. | 91r |
zilver, gegoten, gesneden diameter: 2.8 cm dikte: 0.2 cm hoogte: 1.8 cm gewicht: 15.5 gr Rond zegelstempel met aan de achterzijde een eenvoudig bewerkt handvat (voluutvormig met driepasvormige opening) en in gotisch schrift: iohîs de brecht. Aan de voorzijde een omschrift met aan de buitenzijde een band van drie cirkels, en aan de binnenzijde een cirkel. Een versierde zespas doorsnijdt de binnenste cirkel en omsluit een half-cirkelvormig schild. Heraldische beschrijving: een zoom en een klimmende dubbelstaartige leeuw; een in twee rijen geblokte schuinbalk over alles heen. |
Provinciaal Genootschap 1523 Zilver | 10 |
B. Blondé, De sociale structuren en economische dynamiek van 's-Hertogenbosch 1500-1550 LXXIV (1987) 19
J.G. Brinkhof, Het Huis Van Brecht (2018) 104
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 141-143
L.P.L. Pirenne, 's-Hertogenbosch tussen Atrecht en Utrecht (1959) 78
A. Schuttelaars, Heren van de raad (1998) 93, 102, 108n, 216, 224n, 226, 242, 246n, 252, 270n, 271, 285, 285n, 300, 453